Bitter in de mond…


Het is nog vroeg in het voorjaar als een excursiegroepje door De Parkse Gaard trekt om de eerste groeiende eetbaar kruiden te spotten. Er blijkt al keus te over aan deze spontaan opgekomen, niet gekweekte planten. Herborist Paula van Lingen ziet weegbree, dovenetel, paardenbloem, hondsdraf, brandnetel, muur, kleine veldkers, en nog meer. Het is er allemaal al! Wie zou dit onkruiden durven noemen?

Paula eet zelf iedere dag wel iets van wat in haar tuin aan kruiden groeit. Deze wilde planten hebben stofjes in zich die in gekochte groentes er vaak uit gekweekt zijn. Omdat ze te bitter worden gevonden of om een andere reden niet gewenst zijn. Ze legt uit dat deze ‘secundaire inhoudstoffen’ juist belangrijk zijn voor de gezondheid en weerbaarheid van een mens. ‘Het lijkt erop dat stoffen die een plant helpen om te gaan met stress, nuttig kunnen zijn voor de mens’. Stress bij een plant komt door een bedreiging zoals bijvoorbeeld vraat door dieren. Een bittere stof weerhoudt dieren van de bladeren te eten. Stoffen die in grote hoeveelheid schadelijk zijn, zetten in heel kleine hoeveelheden het menselijk lichaam aan tot reiniging, om ervan af te komen. Dus de les is: bitter in de mond maakt het lijf gezond. Het oorspronkelijke gezegde heeft het over een gezond hart, maar het gaat wel om meer dan het hart.

Paula laat een pesto proeven, zoals zij die vaak maakt voor zichzelf: wat bladeren van het seizoen plukken uit de tuin, beetje kaas, noten of zaden en olie erbij, de staafmixer erop en klaar. Zo makkelijk kan het zijn, smakelijk en gezond.

Hondsdraf (Glechoma hederacea).